Werkelijk vs. schijnbaar
Je hebt twee soorten vermogen als het gaat om verlichting. Het werkelijke vermogen en het schijnbaar vermogen. Het werkelijke vermogen is het vermogen wat je kunt zien en waarvoor je betaalt aan je energieleverancier. Het schijnbaar vermogen is niet aantoonbaar op de kWh-meter. Bij sommige verlichting (bijvoorbeeld tl-verlichting) is het schijnbaar vermogen groter dan het werkelijke vermogen. Er is dan sprake van blindstroom. Eigenlijk wordt er dan meer stroom verbruikt dan dat er daadwerkelijk nodig is.
Blindstroom
Simpel gezegd komt het erop neer dat er bij blindstroom meer stroom door een lamp loopt, dan de hoeveelheid stroom die daadwerkelijk gebruikt wordt. Stroom en spanning bereiken niet op hetzelfde moment hun maximum en minimum. Het gevolg? Niet alle energie wordt uit de stroom gehaald. Voor kleingebruikers is blindstroom geen probleem, die wordt niet in rekening gebracht. Bij grootgebruikers gebeurt dit vaak wel. Je betaalt dan eigenlijk voor energie die je niet gebruikt, zonde!
Hoe lager, hoe slechter
De powerfactor geeft dus, zoals eerder uitgelegd, de relatie tussen het werkelijke en het schijnbaar vermogen weer. Als je te maken hebt met een powerfactor met een waarde van 1, betekent het dat er geen of nauwelijks blindstroom is. Hoe lager de powerfactor is, hoe slechter het is.
Powerfactor en EIA
Bij moderne ledarmaturen is de (externe) driver verantwoordelijk voor de kwaliteit van de powerfactor. De Nederlandse Energie Investeringsaftrek (EIA) vereist onder meer een powerfactor van 0,9 of hoger. Dit moet bij de subsidieaanvraag aantoonbaar kunnen worden gemaakt door datasheets van de armatuur te overleggen. Standaard zijn alle drivers in TRILUX ledarmaturen voorzien van een driver met een powerfactor van meer dan 0,9.